We kunnen verdorie toch nog wat
leren van die Spanjaarden als het om eten en alles daarrond gaat.
Ik heb mijn hart niet enkel verloren aan het
pure van hun keuken, maar ook- en vooral- aan hun manier van eten.
Als je ooit eens in Spanje bent,
moet je zo rond een uur of tien ’s avonds eens door het centrum gaan stappen.
Dan is het etenstijd (olé voor het Spaanse ritme) en vind je iedereen buiten in
de buurt van de soms ietwat groezelig uitziende bodegas aan tafeltjes vol
bordjes met allerlei lekkers, genietend van het sociale gebeuren dat eten hier
is.
Een bodega is een typisch Spaans
cafeetje, waar Spanjaarden voor ze gaan eten iets komen drinken en terwijl
genieten van wat tapas, meestal kleine hapjes die gratis worden aangeboden.
Gratis, want tapas waren oorspronkelijk gewoon een stukje brood dat men bovenop de
glazen van de klanten zette om te vermijden dat er vliegen in hun drankje
terecht zouden komen. Op een goeie dag kwam iemand op het geniale idee iets óp
die broodjes te leggen. Tapas waren geboren. (Wat met de vliegen op het eten
denk ik dan… Ach laat ons gewoon dankbaar zijn voor het gratis hapje.)
Tegenwoordig kan je in de meeste bodega’s een heel aanbod aan tapas bestellen,
waardoor je van je tapas een volwaardige maaltijd kan maken. En goed nieuws: meestal staan er (puur toevallig, want Spanjaarden zien vegetariërs nog steeds als een vreemde diersoort..) ook behoorlijk wat vegetarische tapa's op de kaart: tortilla, setas al ajo, pan con tomate, gazpacho, ajoblanco, berenchenas con miel, ensalada tropical en meer van dat lekkers waarvoor ik u google of een pocketwoordenboekje aanraad.
Wat bodega’s betreft, geldt:
hoe groezeliger, hoe beter. Ga niet af op hoe hip de bar eruitziet (goeie bodega’s zien er zelden hip uit), maar
kijk waar de echte Spanjaarden heen gaan. In regel zit je steeds goed als aan
de toog nagenoeg vol zit met echte Spaanse bompa’s en er natuurlijk verder ook
nog een gezonde mix van ander Spaans volk binnen zit. Dat zijn meestal de bars
waar je voor geen geld heerlijk van kwaliteitsvolle tapas kan genieten.
Voor iemand met zo’n keuzeangst
als ik is het zalig dat je hier meerdere kleine gerechtjes kan bestellen en die dan gewoon deelt met je
tafelgenoten. Uit eten gaan wordt een pak gemoedelijker als je samen al die
nieuwe smaken kan ontdekken.
Bovendien kom je hier ook niet in situaties terecht waarbij je vraagt aan de ander of het lekker is, die dan “ja” zegt en jij dan licht treurig bent omdat je dat zelf niet gekozen hebt én omdat de ander niet eens voorstelt of je wil proeven. Altijd een enorme teleurstelling... Of ben ik de enige die daar zo over denkt?
Bovendien kom je hier ook niet in situaties terecht waarbij je vraagt aan de ander of het lekker is, die dan “ja” zegt en jij dan licht treurig bent omdat je dat zelf niet gekozen hebt én omdat de ander niet eens voorstelt of je wil proeven. Altijd een enorme teleurstelling... Of ben ik de enige die daar zo over denkt?
Berenchenas con miel de caña
Geïnspireerd door de tapa die ik
3 jaar geleden voor het eerst at in Malaga. Ik maakte hem wat gezonder
door de aubergines te bakken in de oven in plaats van ze te frituren en ze te
paneren in een notenlaagje voor extra
proteïnen. Miel de caña is Spaans voor melassestroop, die je vindt in de biowinkel. Als je niet aan melassestroop raakt of je niet houdt van de smaak, want melasse heeft een lichte droptoets, kan je ook honing gebruiken.
Laat je niet afschrikken door de
ietwat vreemde combinatie, dat zou je je beklagen, neem het van mij aan.
- 1 aubergine
-
5 el amandelmeel of 2 handen vol amandelen in de blender tot kruimels gemixt
-
3 el paneelmeel
- 1 kopje bloem
-
water
-
Een flinke snuif zout
- Miel de caña (=melassestroop) of honing naar smaak
- Grof zeezout
- Snijd de aubergine in dikke schijven en snijd die schijfen in dikke frietjes. Verdeel de balkjes over een met bakpapier beklede bakplaat en bak ze 20 minuten in de oven op de 230°C tot ze stevig, maar toch al een beetje gaar zijn.
- Intussen bereid je alles voor het paneerlaagje. Meng de bloem met net zoveel water tot je een stevig, vloeibaar beslagje krijgt, dat de consistentie van pannenkoekenbeslag heeft. Voeg een flinke snuf zout toe. Meng het paneermeel met het amandelpoeder in een diep bord.
- Haal de aubergines uit de oven en dep ze als ze erg vochtig zijn droog met wat keukenpapier. Bekleed de bakplaat eventueel met een nieuwe laag bakpapier.
- Nu kan je gaan paneren: haal elk auberginebalkje eerst door het water-bloemmengsel (een dun laagje volstaat) en vervolgens door het paneer-amandelmeel. Leg de balkjes los van elkaar op de bakplaat.
- Bak de gepaneerde balkjes 10 minuten op 230°C. Draai ze daarna om en bak nog eens 10 minuten. De bektijden hangen af van je oven, dus ga af op je gevoel. Je wil krokante auberginefrietjes.
- Serveren! Sprenkel er flink wat zeezout en wat honing of melassestroop over en geef er citroenpartjes bij, zo kan iedereen zijn frietje naar believen voorzien van wat citroensap, een must.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten